Des te kleiner des te zingt’ie

Kare-kare-kiet-kiet-kiet,
Je hoort me wel, maar je ziet me niet.
M’n nestje zit in’t riet.
Van z’n leven vind je het niet.

Inderdaad, ik ben aan de rand van een polder opgegroeid. Daar kreeg je dat kinderrijmpje met de paplepel ingegoten. En het is waar, de kleine karekiet hoor je overal in het riet, maar zien is er meestal niet bij. Ze zijn klein, met een bruine rug en de onderzijde iets van crème en vuilwit. Ze moeten echt uit het riet komen om ze te zien. Zodra ze er een paar stengels diep in zitten, gaan ze volkomen in hun omgeving op.

Ze houden van moerasachtige biotoop, rietkragen langs water. Het zijn behendige insecteneters. Spinnetjes en ander klein spul gaan er ook goed in. In grote delen van Nederland komen ze voor. Eigenlijk ontbreken ze alleen in de drogere gebieden, zoals de Veluwe, Drenthe, delen van Brabant.

Hun nestjes zijn echte kunststukjes, opgehangen aan een paar riethalmen. Berekend op hoogwater en storm. Dat we aan klimaatadaptatie moeten doen, hoeft hen niet uitgelegd te worden.

De kleine karekiet is ook waardvogel voor de koekoek. Deze nestparasiet haalt dan één ei uit het nestje en vervangt dat door een eigen ei. Het koekoeksjong komt als eerste uit en werkt de rest, eitjes of kuikens, het nest uit. En de ‘ouders’ stoppen vervolgens duizenden muggen in die schrokop. Als muggenhater zou ik ze dus op handen moeten dragen! De kleine karekiet doet het bij ons nog steeds goed. Wel zouden droge zomers, met minder insecten, negatief kunnen gaan uitwerken.

Tekst en foto: EJB