Een mooi beschut meertje op een Waddeneiland. Daar verwacht je libellen en juffers. Omdat het voorjaar koud was (vorig jaar), zijn ze er nog niet massaal. Ik probeer een lantaarntje, een juffer met een mooi blauw laatste staartsegment op de foto te krijgen. Daar heb je behoorlijk wat aandacht bij nodig, om zo’n vliegende lucifer scherp vast te leggen. Maar ik ben daar niet alleen. Een vroegere collega let ondertussen gelukkig goed op wat er verder te zien is. ‘Kijk een larvenhuid’. En inderdaad, op het blad van een lis zit de gave huid van de larf van een libel. En er vlakbij blijkt er ook nog een tweede. Prachtig, de huid van de larf is helemaal intact. Nou ja, op een gat in de rug na. Daar is de libel uit gekropen. Het nu lege jasje houdt het lissenblad met zijn pootjes nog stevig omklemd.
Een libel is over het algemeen het grootste deel van zijn leven larf, vaak een paar jaar. Het leven als libel is meestal maar kort en eigenlijk alleen gericht op voortplanting. Die nieuwe cyclus start een libel als eitje. Dat wordt in het water gelegd, of in modder, soms in een waterplant. De larven die daaruit komen, lijken al jong op de latere libel die ze worden. Om te kunnen groeien vervellen ze een aantal keren. Als larf leven deze rovertjes, want dat zijn het, in water. Alleen voor de laatste vervelling, naar imago, de libel, komen ze het water uit. Dat is niet zonder gevaar, want eenmaal uit de larvenhuid moeten ze eerst goed opdrogen voor ze kunnen vliegen.
Het huidje op de foto is vermoedelijk van een gewone oeverlibel. Die zag ik daar tenminste rondvliegen.
Tekst en foto: EJB